Gulden snede en getallen van Fibonacci
Overzicht ][ Elementen | Meetkunde | Getallentheorie
Zie ook de pagina "Logaritmische spiraal".
1. Elementen
![]()
Euclides geeft in zijn Elementen op twee plaatsen een
constructie voor het verdelen van een lijnstuk in uiterste en middelste reden,
ook wel het aanbengen van de gulden snede (Latijn: sectio aurea
of ook wel: proportio divina) genoemd.
Hij doet dit in Boek II (propositie 11 van de
"rekenkundige meetkunde") en in Boek VI (propositie
30 van de "redentheorie"); op de pagina Boek II,
Opmerking 3 staat ook een 'moderne' constructie (deze constructie staat hieronder
als CabriJavapplet).
In het onderstaande geven we enkele andere toepassingen van de gulden snede.
2.1. Phi ![]()
Zij C het punt dat het lijnstuk AB verdeelt in uiterste en middelste reden.
We schrijven soms wel ter afkorting: C = vumr(AB); zie figuur 1.
| figuur 1 | ![]() |
Stellen we BC = 1 en AC = x, dan is AB = x + 1. Dan volgt uit AB : AC = AC : BC, dat (x + 1)/x = x / 1 zodat (1)...... x2 - x - 1 = 0 |
De positieve wortel van vergelijking (1) is x = (1 + �5)/2.
Deze (positieve) waarde van x wordt wel aangegeven met de Griekse letter f (Phi; de eerste letter van de naam
van de Griekse beeldhouwer Phidias, 490(?)-430(?) vChr).
De negatieve waarde x = (1 - �5)/2 geven we aan met f '.
Nu is, in vijf decimalen, f = 1.61803 en f ' = - 0.61803 (soms wordt ook de positieve
waarde 0.61803 voor f ' gebruikt).
Klik hier >
< voor een CabriJavapplet
van bovenstaande constructie.
o Klik hier voor een tweede
constructie.
| Afspraak De verhouding AC/CB = f heet de gulden snede. |
Het grootste deel van de VUMR van AB is AC.
Nu is

In figuur 1 is ook de constructie van het punt C aangegeven.
Constructiestappen:
| 1 - | Midden(AB) = M | 4 - | Snijpunt(2,3) = P | 7 - | Snijpunt(5, 6) = Q |
| 2 - | Loodlijn(B, AB) | 5 - | Lijnstuk(AP) | 8 - | Cirkel(A, AQ) |
| 3 - | Cirkel(B, BM) | 6 - | Cirkel(P, PB) | 9 - | Snijpunt(8, AB) = C |
Bewijs:
Zij AB = a. Dan is BM = PB = �a.
Volgens de stelling van Pythagoras in dan AP2 = a2 + �a2
= 5/4a2.
Nu is AQ = AC = (a�5)/2 - �a = a(�5 - 1)/2.
Zodat
AC/AB = (�5-1)/2,
waaruit volgt, dat voor C geldt C = vumr(AB). �
2.2. Verdere eigenschappen van Phi
![]()

Verder blijkt uit de vergelijking x2 - x - 1 = 0 en uit de
berekende waarden van f en f ':
![]()
(4)...... Wegens
hebben we voorts AB = f . AC.
2.3. Constructie van een hoek van
36� ![]()
| figuur 2 | ![]() |
In figuur 2 is voortgebouwd op de constructie van figuur 1. C = vumr(AB). Getekend zijn opvolgend: - Cirkel(C, CA) - Cirkel(B, CA). Een snijpunt van beide cirkels is het punt R. Nu is hoek BRC = 36�. (*) Het bewijs hiervan volgt door gebruikmaking van de eigenschap die volgt uit figuur 3. |
|
| figuur 3 | ![]() |
In de regelmatige vijfhoek in figuur 3 hebben we: driehoek SBC ~ driehoek ABS, waaruit: AB : SB = BS : BC of ook AB : AC = AC : BC Het punt C verdeelt de diagonaal AB dus in uiterste en middelste reden. Anders geformuleerd: .
|
Hieruit volgt het bewijs van de constructie van de hoek van 36� in figuur 2. �
(*)
Voor een afleiding van de goniometrische verhoudingen van de hoeken van 36� en 72� zie
het artikel "Over de hoeken van 36� en 72�", januari 2006.
Klik hier om
het artikel te downloaden (PDF-bestand; ca. 112 kB).
Opmerking. Voor het lezen van een PDF-bestand wordt Adobe Reader�
geadviseerd >>>
.
3.1. Verband tussen �5
en de vijfhoek ![]()
Er is een onmiskenbaar verband tussen �5 en f, en dus ook tussen �5 en de
regelmatige vijfhoek.
Hieronder geven we een (en dat is ��n van de vele) constructie van een regelmatige
vijfhoek.
| figuur 3.1a | ![]() |
We gaan uit van een rechthoek AEFD (dubbelvierkant) met zijden 1 en 2. De
lengte van de diagonaal van die rechthoek is gelijk aan �5
(zie figuur 3.1.a). De lengte van het lijnstuk OA is dan dus ��5. Zie verder figuur 3.1b. We tekenen vervolgens de cirkel (B, BC). De lengte van de straal van die cirkel is 1. |
| figuur 3.1b | ![]() |
De cirkel (O, OA) snijdt de drager van het lijnstuk BC in het punt P. De cirkel (A, AP) snijdt de omcirkel in de punten A2 en A5, samen met A hoekpunten van de regelmatige vijfhoek. De hoekpunten A3 en A4 kunnen we vinden met de cirkels (A2, AA2) en (A5, AA2). |
o Klik hier voor enkele andere constructies van de regelmatige vijfhoek.
| figuur 4 | ![]() |
Het pentagram (vijfhoekige regelmatige ster)
kan ontstaan door de zijden van een regelmatige vijfhoek twee aan twee te verlengen. We kiezen AB = 1 (de zijde van de regelmatige vijfhoek). Zijn R en r opvolgend de stralen van de omgeschreven cirkels van A'B'C'D'E' en ABCDE, dan kunnen we eenvoudig vinden:
|
| (vii) | De lengtes van de lijnstukken D'B', D'E, B'A, AE, AX, XZ vormen een
meetkundige rij: D'B' = f 3 D'E = f 2 B'A = f AE = 1 AX = f -1 XZ = f -2 |
|
| (viii) | De rij heeft ook een additieve eigenschap: de som van elk tweetal
opvolgende elementen is gelijk aan het volgende element in de rij: f + f 2 = f 3 |
|
| (ix) | De lengte van de zijde van A'B'C'D'E' is gelijk aan f2. | |
| (x) | R/r = f 2 | |
| (xi) | De stervijfhoek en de regelmatige vijfhoek vormen de uitslag van een regelmatige vijfzijdige piramide met hoogte OE'. |
4. Enkele (onvermoede) vindplaatsen van Phi ![]()
| figuur 5a | ![]() |
Driehoek ABC is rechthoekig in C. AC = 4, CB = 3 en AB = 5. De lijn door het hoekpunt B is de bissectrice van hoek B. Deze snijdt AC in het punt O. O is het middelpunt van de cirkel door het punt C. Omdat O op de bissectrice van B ligt, raakt deze cirkel ook aan AB (in het punt S). Dus: BS = 3 en AS = 2. De bissectrice snijdt de cirkel in de punten P en R en de lijn CS in Q (de hoek bij Q is recht). Volgens de bissectrice-stelling is BC/BA = CO/AO = 3/5 Dus CO = 3/8 . 4 = 3/2 (= straal) en AO = 5/2. Verdere berekeningen geven: |
BO = 3/2�5 (via driehoek BCO), zodat
BP = BO - PO = 3/2(�5 - 1)
BR = BP + PR = 3/2(�5 - 1) + 3 = 3/2(�5 + 1)
Hieruit volgt dan
BR / PR = (�5 + 1)/2 = f
Waaruit volgt, dat P = vmur(BR). �
| figuur 5b | ![]() |
In nevenstaande figuur staat een andere constructie voor f in een 3-4-5-driehoek. De wijze van construeren spreekt voor zichzelf. |
| figuur 6 | ![]() |
In figuur 6 is AB = PQ, waarbij PQ het raaklijnstuk is uit P aan de
cirkel met middelpunt O. Nu geldt voor de macht van het punt P tov. cirkel O: PA x PB = PQ2, zodat PA : PQ = PQ : PB, of PA : AB = AB : (PA + AB) We zien dus, dat A = vumr(PB). Verder geldt voor het punt C,
dat PC = PQ. |
We hebben nu:
AB : BC = AB : PA = f
Dus ook C = vumr(AB).
We lossen de vergelijking sin 2x = cos 3x op.
Hieruit volgt direct:
sin 2x = sin(p/2 - 3x)
zodat we (oa.) vinden x = p/10.
De vergelijking laat zich als volgt herleiden:

We laten de "trivale" oplossingen uit cos x = 0 voor wat ze zijn,
zodat nu:
![]()
Hieruit vinden we dan als (positieve) oplossing:
![]()
zodat
sin 18� = 1/(2f)
Wegens cos 36� = 1 - 2sin2 18� = 1 - 1/(2.Phi2), vinden we
(na enige herleiding)
cos 36� = f / 2
N.b.
Voor een afleiding van de goniometrische verhoudingen van de hoeken van 36� en 72� zie
het artikel "Over de hoeken van 36� en 72�", januari 2006.
Klik hier om
het artikel te downloaden (PDF-bestand; ca. 112 kB).
4.4. Phi als kettingbreuk
![]()
Op de pagina "Kettingbreuken" wordt een inleiding
gegeven tot de theorie van de kettingbreuken.
Uit f 2 = f
+ 1 volgt:
f = 1 + 1 / f
en dus ook

We vinden dus de oneindige kettingbreuk (zie de pagina "Kettingbreuken" voor de schrijfwijze):
f = ]1, 1, 1, 1, 1, ...[
De benaderende breuken Pk/Qk van f
kunnen we nu via een algoritme berekenen:
![]()
Hierin zijn de getallen ak de opvolgende waarden in ]a1, a2,
...[. Dus voor alle k hebben we in dit geval ak = 1.
| k = | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | ... |
| Pk / Qk = | 1/0 | 1/1 | 2/1 | 3/2 | 5/3 | 8/5 | 13/8 | 21/13 | 34/21 | 55/34 | ... |
Zie voor de tellers en noemers van de benaderende breuken paragraaf 6. Getallen van Fibonacci.
Zie ook de pagina "Logaritmische spiraal".
4.5 Een ring en een ellips -
gulden ellips ![]()
![]() |
We gaan uit van twee in O concentrische cirkels met stralen a en b (a
> b). De oppervlakte van de ring is gelijk aan pa2 - pb2 = p(a2 - b2) ......(1) De ellips met grote as gelijk aan 2a en kleine as gelijk aan 2b, en met O als middelpunt, heeft als oppervlakte pab ......(2) Wanneer beide oppervlaktes gelijk zijn, vinden we uit (1) en (2): a2 - b2 = ab a2- ab - b2 = 0 waaruit we vinden dat a / b = f Opmerking - We zouden zo'n ellips dan (bij gelijke oppervlaktes dus) een gulden ellips kunnen noemen. |
5.
Gulden rechthoek en gulden driehoek ![]()
| figuur 7a | ![]() |
Uitgaande van een vierkant ABCD met zijde 1 construeren we de punten E en
F via de cirkel O (het midden van BC) met straal OA (= ��5). Nu is EB = BG = CF = CH = ��5 - � = (�5 - 1)/2 = 1/f. Daardoor: AG = AB + BG = 1 + 1/f = (f + 1)/f = f. De zijden van rechthoek AGHD zijn dus 1 en f. We noemen een dergelijke rechthoek waarvan de zijden zich verhouden als 1 : f een gulden rechthoek. |
Opmerkingen
[1]
V(BGJF) = (1 + 1/f)(1/f) = 1/f + 1/f 2 = (f + 1)/f 2 = 1
[2]
Bovenstaande constructie van een gulden rechthoek is niet de meest eenvoudige. Hieronder
staat de meest gebruikte
| figuur 7b | ![]() |
Uitgaande van vierkant ABCD met AB = 1 (O is het midden van AB) hebben
we: OC = ��5. Met OP = CO hebben we dan AP = � + ��5. N.b. |
[3]
Zie ook de pagina "Logaritmische spiraal", waarop
in de gulden rechthoek via verdeling daarvan in een kleinere rechthoeken een spiraal kan
worden getekend.
[einde Opmerkingen]
Gevolg
We bekijken de oppervlaktes (V) van de verschillende driehoeken in figuur 8.
V(ABC) = �AB . AC . sinA = �f 2sin 36�
V(ABD) = �BA . BD . sinABD = �
. f . 1 . sin 36� = �f sin
36�
V(BCD) = �BC . BD . sinCBD = �
. 1 . 1 . sin 36�
= � sin 36�
Zodat:
V(ABC) : V(ABD) : V(BCD) = f 2
: f : 1.
[einde Gevolg]
Opmerking
Zie ook de pagina "Logaritmische spiraal", waarop
in de gulden driehoek via verdeling daarvan in een kleinere driehoeken een spiraal kan
worden getekend.
[einde Opmerking]
6. Getallen van
Fibonacci ![]()
De (meetkundige) rij getallen
1, f, f 2,
...
heeft ook de additieve eigenschap un + 1 = un + un - 1
(met n = 2, 3, ...).
Dit volgt uit het feit, dat f 2 = f + 1.
Zo is f 3 = f . f 2 = f(f + 1) = f 2
+ f = 2f + 1
De rij kan dus ook geschreven worden als
1, f, 1 + f, 1 + 2f, 2 + 3f, ...
| Definitie Rijen met de eigenschap un + 1 = un + un - 1 worden ook wel Lucas-rijen genoemd (naar Edouard Lucas - Francois Edouard Anatole Lucas, 1842-1891, Frankrijk). |
Geven we u1 en u2,
dan ligt de rij vast.
Twee voorbeelden:
[1]
u1 = 2, u2 = 1
Lucas-rij: 2, 1, 3, 4, 7, 11, ...
De getallen in deze rij heten Getallen van Lucas (Lucas-numbers; zie ook Referenties).
[2]
u1 = 5, u2 = 2
Lucas-rij: 5, 2, 7, 9, 16, 25, 41, 66, 107, 173, 280, 453, 733, ..., 13153, 21282, ...
We berekenen van deze rij voor enkele waarden van n de uitdrukking un+1/un:
16 / 9 = 1,7777...
453 / 280 = 1,6178...
733 / 453 = 1,6181...
21282 / 13153 = 1,61803...
We zien, dat de waarden van un+1/un de waarde van f = (�5 + 1)/2 benaderen.
[einde Voorbeelden]
De rij van Fibonacci
We kiezen nu, als in de voorbeelden:
u1 = 1, u2 = 1
De eerste 40 termen van de bijbehorende Lucas-rij staan in de volgende tabel.
| n | un | n | un | n | un | n | un | |||
| 1 | 1 | 11 | 89 | 21 | 10946 | 31 | 1346269 | |||
| 2 | 1 | 12 | 144 | 22 | 17711 | 32 | 2178309 | |||
| 3 | 2 | 13 | 233 | 23 | 28657 | 33 | 3524578 | |||
| 4 | 3 | 14 | 377 | 24 | 46368 | 34 | 5702887 | |||
| 5 | 5 | 15 | 610 | 25 | 75025 | 35 | 9227465 | |||
| 6 | 8 | 16 | 987 | 26 | 121393 | 36 | 14930352 | |||
| 7 | 13 | 17 | 1597 | 27 | 196418 | 37 | 24157817 | |||
| 8 | 21 | 18 | 2584 | 28 | 317811 | 38 | 39088169 | |||
| 9 | 34 | 19 | 4181 | 29 | 514229 | 39 | 63245986 | |||
| 10 | 55 | 20 | 6765 | 30 | 832040 | 40 | 102334155 |
Deze elementen van deze rij heten getallen van Fibonacci (zo genoemd
door Lucas in 1877).
Leonardo van Pisa (genaamd Fibonacci, Filius Bonaccii, wat "zoon van
Bonaccio" betekent) leefde ca. 1175-1250.
Fibonacci publceerde in zijn boek Liber Abaci het befaamde
"konijnenvraagtuk" waarvan de getallen van Fibonacci de oplossing zijn.
Ook voor de getallen van Fibonacci geldt, dat un+1/un de waarde van f = (�5 + 1)/2 benaderen:
u15/u14 = 1,618037
u25/u24 = 1,618033
We kunnen bewijzen dat

Klik hier voor een bewijs van de formule.
De formule werd het eerst gepubliceerd in 1730 door Abraham de Moivre (1667-1754, geboren in Vitry,
Frankrijk).
De formule wordt echter vaak aangeduid als de formule van Binet (naar Jacques Philippe Marie Binet, 1786-1856, geboren in
Rennes, Frankrijk). Binet bewees de formule in 1843.
We kunnen inderdaad ook bewijzen, dat
| Stelling Voor elementen un van elke Lucas-rij geldt (voor "grote" waarden van n): un+1 / un � f |
Klik hier voor een bewijs van deze stelling voor de rij van Fibonacci.
Opmerking
Een eenvoudig bewijs van de stelling voor de rij van Fibonacci kan ook worden geleverd
door f te ontwikkelen in een kettingbreuk.
Zie voor een aanzet daartoe paragraaf 4.4. Phi als kettingbreuk.
[einde Opmerking]
Zie ook de pagina "Logaritmische spiraal".
| [1] | HANS B�R: Tekengalerij (http://members.chello.nl/~jlmbar/) | |
| [2] | H.E. HUNTLEY: The Divine Proportion. Dover Publications Inc., New York (1970) | |
| [3] | ROBERT LAWLOR: Sacred Geometry. Thames & Hudson Ltd., Londen (1982) | |
| [4] | N.N. WOROBJOW: Die Fibonaccische Zahlen. VEB Verlag, Berlijn (1971; vertaling uit het Russisch) |
- Referenties op Internet kunnen worden gevonden met de sleutelwoorden "golden
section ratio fibonacci";
oa. over Lucas-numbers en Fibonacci-numbers
(door R. Knott - Surrey University,
Guildford, UK).
[sectioaurea.htm] laatste wijziging op: 16-02-10