Overzicht ][ Proj.Meetkunde | Meetkunde
figuur 1a![]() |
Spreek af: Punten op deze lijn heten oneigenlijke punten. Punten niet op die lijn heten re?le punten. Spreek af: Lijnen waarvan het snijpunt op l? ligt, heten parallelle lijnen. Spreek af: Een punt M is het midden van het lijnstuk AB indien (ABMD) = -1 waarbij D het snijpunt is van de drager van AB en de lijn l? . Opm.
In de figuren op deze pagina wordt l? meestal aangegeven met l?. |
. |
figuur 1b![]() |
De verbindingslijn van de middens van twee zijden van een driehoek is parallel met de derde zijde van die driehoek. |
Bewijs:
(zie figuur 1b)Gevolg
Klik hier B.
voor een CabriJavapplet ter illustratie.
figuur 1c![]() |
Spreek af: Lijn a staat loodrecht op lijn b (met a? = P en b? = Q) DESDA (P Q I J) = -1 Gevolg [einde Gevolg] |
De oneigenlijke rechte en de punten I en J heten absolute elementen van het (projectieve) vlak.
Definitie Een kegelsnede die door I en J gaat, heet cirkel. |
. |
figuur 2![]() |
Gevolg Een kegelsnede is bepaald door 5 punten. Een cirkel is dan dus bepaald door 3 re?le punten. Als deze drie punten collineair zijn, ontaardt de kegelsnede in twee rechte lijnen, de re?le lijn en de lijn l? . [einde Gevolg] |
. |
Definitie De pool van l? ten opzichte van een kegelsnede heet middelpunt van die kegelsnede. Een koorde door het middelpunt heet middellijn. |
. |
Stelling 2 Het middelpunt M van een kegelsnede is midden van elke middellijn van die kegelsnede. |
Bewijs:
figuur 3 | ![]() |
Zie figuur 3. Hierin is op basis van de definities uit de pooltheorie: (ABMD) = -1 ? |
Stelling 3 (stelling van
Thales) Voor elk punt P van een cirkel met middellijn AB geldt: PA _|_ PB. |
Bewijs:
figuur 4 | ![]() |
Voor de koorden IJ en AB geldt, dat de raaklijnen in I en
J elkaar snijden het middelpunt M. De punten I en J zijn de dubbelpunten van een involutie op de cirkel die wordt ingesneden door de koorden door M. Daarnaast ligt de pool van IJ op AB. De koorden zijn dus een elkaar toegevoegd. Zij nu P een willekeurig punt van de cirkel. PI en PJ zijn dan dubbellijnen in de waaier met top P. |
Uit de pooltheorie volgt dan dat P(IJAB) = -1. De lijnen PA en PB staan dus loodrecht op elkaar. ?
Stelling 4 De middellijn door het midden van een koorde van een cirkel staat loodrecht op die koorde. |
Bewijs:
figuur 5 | ![]() |
AB is een koorde. C is het midden van die koorden. CM is de poollijn van R. CM snijdt l? in S. Nu is (RSIJ) = -1. Dus AB _|_ MC. ? |
Gevolg
Stelling 5 De raaklijn aan een cirkel staat loodrecht op de middellijn door het raakpunt. |
Bewijs:
figuur 6 | ![]() |
De raaklijn in P snijdt de oneigenlijke rechte in Q. De middellijn door P snijdt de oneigenlijke rechte in R. MP is de poollijn van Q. Dus (RQIJ) = -1, waaruit volgt dat MP _|_ QP. ? |
Stelling 6 Zijn P en Q de re?le snijpunten van twee cirkels. Het snijpunt van de raaklijnen in P en Q aan de ene cirkel ligt op de centraal (de verbindingslijn van de middelpunten) van beide cirkels, waarbij de centraal loodrecht staat op PQ. |
. |
figuur 7a | figuur 7b |
![]() |
![]() |
Bewijs:
Stelling 7 Staan de raaklijnen aan twee elkaar in P snijdende cirkels loodrecht op elkaar, en is Q het tweede snijpunt van de cirkels, dan staan de raaklijnen aan beide cirkels in Q ook loodrecht op elkaar. |
Bewijs:
figuur 8 | ![]() |
De raaklijn in P aan de cirkel met middelpunt M1
(in figuur 8 is deze weergeven als een ellips) is middellijn van de tweede cirkel
(middelpunt M2; weergegeven als een hyperbool). De raaklijnen in P en Q aan de cirkel M1 snijden elkaar dus in M2; de raaklijnen in P en Q aan cirkel M2 snijden elkaar in M1. De raaklijn aan cirkel M1 in Q is dus middellijn van cirkel M2. Dus staan de raaklijnen in P en Q aan cirkel M2 loodrecht op elkaar. ? |
. |
Definities [1] Cirkels met de eigenschap dat de raaklijnen in een gemeenschappelijk punt loodrecht op elkaar staan, heten orthogonale cirkels. [2] Is CD een middellijn van een cirkel, dan heten de punten A en B op CD met (ABCD) = -1 inverse punten bij de cirkel met middellijn CD. |
. |
Stelling 8 [1] Als twee cirkels orthogonaal zijn, dan snijdt elke middellijn van de ene cirkel de andere in een paar inverse punten en omgekeerd [2] Als een cirkel door een paar inverse punten van de andere gaat, dan zijn de beide cirkels orthogonaal. |
Bewijs:
figuur 9 | ![]() |
[1] Zij CD een middellijn van de ene cirkel die de andere cirkel snijdt in de punten A en B. Zij P een gemeenschappelijk punt van beide cirkels. Zij p de raaklijn in P aan cirkel PAB. De bundel cirkels die p in het punt P raken snijden de lijn AB in puntenparen van een involutie. Nu staan de raaklijnen in P en D aan cirkel PCD staan loodrecht op opvolgend p en CD. Hun snijpunt is N. N is dan het middelpunt van een cirkel die p en CD in opvolgend P en D raakt. |
Cirkel N behoort dus tot de bedoelde bundel. D is dan dubbelpunt van de genoemde
involutie. Op dezelfde manier kan bewezen worden dat dit met C het geval is. A,B is dus
een paar van die involutie. Daarom geldt (ABCD) = -1.
Per definitie zijn de punten A en B dan inverse punten bij de cirkel met middellijn CD. ?
[2]
figuur 10a![]() |
figuur 10b![]() |
We beschouwen de verzameling cirkels die door de re?le snijpunten P en Q van twee
gegeven cirkels gaan.
Een dergelijke verzameling heet machtlijnsysteem.
De lijn PQ heet machtlijn van het systeem.
PI en QJ snijden elkaar in L; PJ en QI snijden elkaar in L.
De punten L en L heten grenspunten van het systeem (ook wel punten van
Poncelet genoemd).
Stelling 9 De middelpunten van de cirkels van een machtlijnsysteem liggen op de lijn door de grenspunten van het systeem. |
Bewijs:
Stelling 10 [1] De centraal van een machtlijnsysteem staat loodrecht op de machtlijn van het systeem. [2] De centraal gaat door het midden van PQ. |
Bewijs:
[2]
Gevolg
figuur 11![]() |
Concentrische cirkels hebben dus gemeenschappelijke raaklijnen in de
punten I en J. |
Stelling 11 [1] De hoogtelijnen van een driehoek gaan door ??n punt. [2] De middelloodlijnen van een driehoek gaan door ??n punt. [3] De zwaartelijnen van een driehoek gaan door ??n punt. |
Bewijs:
figuur 12a | ![]() |
Zijn C1, A1 en B1, de
oneigenlijke punten van de zijden van driehoek ABC. Zijn C1, A1, B1 de punten die daarmee harmonisch gescheiden liggen tov. de punten I en J. De lijnen AA1, BB1, CC1 zijn dan de hoogtelijnen van driehoek ABC. De "voetpunten" van de hoogtelijnen zijn A, B C. Zij nu H = AA /\ BB. De vier punten A, B, C en H vormen nu een volledige vierhoek. Twee paren overstaande zijden, te weten BC, AH en CA, BH snijden de lijn IJ in puntenparen van een involutie op de oneigenlijke rechte: (A1, A1) en (B1, B1). |
Ook het puntenpaar bepaald door de lijnen AB en CH behoort nu tot die involutie.
Maar dat zijn de punten C1 en C1. Waaruit volgt dat de lijnen AA, BB en
CC concurrent zijn in het hoogtepunt H. ?
Klik hier
voor een CabriJavapplet ter illustratie.
. |
Stelling 12 (stelling van
Euler) De punten H, O en Z liggen op ??n lijn, de rechte van Euler van driehoek ABC. |
Bewijs:
(zie figuur 12c)figuur 13 | ![]() |
In figuur 13 is naast de omcirkel van driehoek ABC (de
blauwe hyperbool) ook de Negenpuntscirkel of cirkel van Feuerbach (met
middelpunt N) weergegeven (de rode hyperbool). De grijze driehoek is de zogenoemde Euler-driehoek. De hoekpunten daarvan (de Euler-punten van de driehoek) zijn de middens van de lijnstukken AH, BH en CH. De Negenpuntscirkel gaat door de middens van de zijden Am, Bm, Cm, door de voetpunten van de hoogtelijnen A, B, C en door de Euler-punten. Het middelpunt N is het midden van het lijnstuk HO. |
8. Download
De meeste figuren van deze pagina en de figuren die gebruikt zijn bij de CabriJavapplets,
zijn in ??n bestand te downloaden via deze website.
Klik hier om het downloadproces te starten
(ZIP-bestand, ca. 26Kb).
[abselem.htm] laatste wijziging op: 18-jan-18