Propositie III-36 luidt:
Als buiten een cirkel een punt genomen wordt en er dalen uit dat punt naar den cirkel
twee rechten neer, en de eene daarvan snijdt den cirkel en de andere raakt hem, dan zal de
[rechthoek] omvat door de heele snijdende en het buiten [den cirkel] afgesneden [stuk]
tusschen punt en den bollen omtrek, gelijk zijn aan het vierkant op de rakende.
Door verplaatsing van het punt D wordt de geldigheid van bovenstaande
propositie ge?llustreerd.
Door verplaatsing van het punt X kan de drager van de lijnstukken AD en CD om het punt D
wordt gedraaid. |